...

Al enkele maanden spookt het door mijn hoofd. Gedachten en harde woorden, dingen die nooit gezegd zijn en die je vooral niet moet denken, want de waarheid is genuanceerder. Toch blijven ze knagen.
En dan heb ik het over onrecht. Iets waar ik bijzonder slecht tegen kan. En niet alleen als hij mij treft en ik finaal buiten mn boekje ga om recht te halen, maar juist als ik zie dat het anderen treft. En nog meer als ik zie dat niemand iets doet.

Gisteravond zag ik ‘Louis Theroux: killadelphia’ en waar ik door gegrepen was, was een scene waarbij een meid van in de 20 haar kick net aan het beleven was, ze gaf 250 dollar per dag uit om high te blijven. Ze verdiende het geld als prostitue en Louis vroeg haar, waarom ga je je roes niet thuis beleven? Met een glimlach weerde ze haar pijn af nadat ze bekende dat er thuis iemand zat die zijn handjes niet thuis kon houden. En de glimlach klonk kil, en Louis kon alleen maar staren en zien dat dit onrecht was. Was dat alles wat hij kon, met zijn kogelvrij vest aan?
Mijn gedachten gingen uit naar de meid, die de moed had om te vertellen waar ze tegen vocht, waar ze voor vluchtte en wat haart vluchtroute inhield. Verdoven, ook al betekende die verdoving dat ze er een hoge prijs voor moest betalen. Zelfs zo hoog dat ze niet eens tijdens het high zijn kon rusten en bijkomen, maar dat dat juist het ideale moment was om verdoofd hoerenlopers te zoeken waarmee ze het geld kon verdienen voor de volgende kick.
Ik zag in deze meid een uitweg, niet een uitweg zonder pijn, maar tenminste een hele stevige hand van Louis om haar  lijf te laten voelen dat iemand een uitweg ziet.
De realiteit is dat de mensen die een uitweg zien, zelf geen idee hebben hoe krachtig ze zijn, hoe veel ze te teweeg kunnen brengen, of welke bergen zullen wijken als hun schoenen in de modder van een ander zullen staan.

Daarom, en vanwege zoveel andere verhalen die mij raken en de shit die ik zelf meemaak, schrijf ik. Soms een liedje, om t van me af te zetten. Ja dat kan, dat is mijn kunstje, iets van me af zetten met een liedje en dan weer slapen. En wat als je geen liedjes hebt om van je af te zetten. Als je de pijn van je bestaan niet ‘af’ kan zetten en het je alleen maar elke keer stil blijft zetten, bij waar je bent en waar je nooit hebt willen zijn.
Nu is het een blog. Om t niet alleen van mij af te zetten, maar ook om jou ermee op te zadelen. Misschien trek je het niet. Misschien steek je zo niet in elkaar. Misschien heb je slimme antwoorden waarmee je de gedupeerden in de wereld om de oren kan slaan.

En met mij zijn er nog wat schrijvers voor gerechtigheid die de afgelopen tijd de halleluja’s zat zijn in de kerk. De mooie woorden die zo waar zijn, maar  hoe we andere pijnlijke dingen wegmoffelen omdat t lijkt dat de shit van de wereld de mooie fijne warme liefde van God van ons af kan pakken. Jarenlang heb ik geloofd dat we enorm veel van Gods liefde mogen ontvangen voor we vanuit vrijheid een liefdevolle bron voor anderen kunnen zijn, de nood leek me nooit een goed motief om in beweging te komen. Want wat breng je in nood. Hoogstens een doekje voor het bloeden.
Maar gedurende de afgelopen jaren waarin de rauwe randjes van mijn eigen leven zich niet meer lieten verstoppen, kwam ik tot de nuance dat genadeloos afwachten me loskoppelt van de mogelijkheid om mij te laten raken, door God, door mensen.
Het vacuum dat ik vaak veilig noem, en wat ik vaak gevonden heb ik de kerk, is los komen te staan van de God die nu steeds weer om de hoek komt kijken. In de kerk komt hij wel, maar dan is hij stil en wacht en kijkt rond en geeft een hand aan iemand die hem ziet. Het lijkt soms alsof hij met ons meedoet, hij lijkt zich aan te passen. Als ik heel goed kijk zie ik dat hij naar de beamer kijkt en probeert mee te zingen. Hij probeert het echt, dat zie ik wel. Op zijn gezicht is iets te lezen wat ik niet meteen verveeldheid durf te noemen. Je zou het eerder bedachtzaam kunnen noemen.
God zoekt. En wat hij vindt is een cultuur waarin geen plek is voor kapotte dingen, of rauwe randjes, of dingen die niet af zijn. Hij vindt een land met keurige mensen, en fijne goede gedachten op een tegel, en gladgestreken gezichten als er wordt gediscussieerd. Ze gedragen zich. Dat kun je niet ontkennen, dat moet je ze nageven.

Ik was zo enthousiast geworden over Jezus toen het erop leek dat hij zich levend schuilhield in de wereld en zich met mij wilde bemoeien. En ik was zo enthousiast over de glimmende boeken over God en zijn werk. En de kleurige boeken met de meest bizarre titels sorteerde ik vorig jaar op kleur. En bedacht me dat ik zo weinig geleerd heb van de echte kleuren van het leven. Het bruin van de aarde en het grijs van het stof. Ik kende de kleuren wel, maar ze leken niet bij deze boeken-god te horen. En de praatjes in de kerk begonnen meer te knagen dan de levendige pijn ik voelde in mijn eigen leven. En de waarheid werd een scheldwoord, dat een stempel drukte op de genade die ik zocht.

In andere clubjes praten ze over genade alsof het de verfilming van het kleine huis op de prairie was. De clubgezichten leken op dat oude logo van de EO, die met die regenboog erin. Stralend en zonder pijn. En als een mug deze clubgenoten in een warme nacht had gestoken, dan twitterderden ze in Jezus’ naam dat het niet gebeurd was.

Ik kan het niet meer rijmen.

‘I could sing unending songs’ om te proberen alle ellende te laten rijmen met Gods almacht. Ik zal er niet in slagen, en toch waag ik me eraan. Als het bittere niet meer naast het zoete mag bestaan, hoe kan een bittere mond dan ooit nog de zoete liefde proeven?